Dat jouw ogen deze letters zien, is van een duizelingwekkende toevalligheid. In onze diepe geschiedenis zijn we samen mineralen, lava en rotsen, om vervolgens in de zee te beginnen met dat wat we leven noemen. In onze vroege jeugd kruipen we op het land, om daar vandaag met acht miljard soortgenoten op te spelen, werken, vechten en liefhebben. Als we alle menselijke aardbewoners terugbrengen tot achthonderd zijn er twee de Nederlandse taal machtig.
Dat wij elkaar op deze bladzijde in deze taal kunnen ontmoeten, is als een wonder. In het genoemde grote tijdskader is die taal van een kwetsbaar en voorbijgaand karakter. Als tijd bestaat om niet alles mee hoeven maken, en ruimte om niet overal bij te hoeven zijn, loopt de taal met ons mee naar alle ervaringen die ons wel overspoelen. In verhalen, rituelen en tradities vinden we troost, betekenis, gemeenschap en voelen we ons als het meezit thuis.
Onze taal reist mee naar de binnenlanden van Papoea-Nieuw-Guinea die pas in de jaren ’30 van de 20e eeuw werden verkend door de Nederlandse koloniale regering. Het gebied kwam bekend te staan als één van de meest biodiverse plekken ter wereld. Paradijsvogels, papegaaien, kaketoes, prieelvogels leven naast meer dan honderd zoogdiersoorten, inclusief dertig buideldiersoorten en boomkangoeroes, vele koeskoessoorten, vliegende vossen en vleermuizen. Samen met deze rijke diversiteit van niet-menselijk leven, is er een buitengewone variatie van menselijke talen in het gebied. De wetenschap heeft een oorzakelijk verband aangetoond tussen de taal- en soortenrijkdom. Met het begrip bioculturele verscheidenheid erkent men dat het leven op aarde niet alleen van biologische, maar ook van culturele aard is. In deze visie worden natuur en cultuur niet tegenover elkaar gesteld. Als de grutto uit ons Nederlandse akkerlanden verdwijnt, verdwijnen er tegelijk onderdelen van onze taal, anekdotes, herinneringen en lokale kennis.
De Elfstedentocht is geen vogel, maar een traditie waarbij natuur en cultuur ook onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Bij de mogelijkheid van het verdwijnen en daarna vergeten van deze schaatsfolklore komen de huidige grote politieke energieën samen. De zorgen over de effecten van klimaatverandering ontmoeten de zorgen over het verlies van traditie en cultuur.
De Alternatieve Elfstedentocht vindt jaarlijks plaats op de Oostenrijkse Weissensee. Het bergmeer ligt in Karinthie, de provincie waar de politicus Jorg Haider eens de scepter zwaaide en die in 2015 op een haar na bankroet ging. De Nederlandse klimaattoeristen zijn er meer dan welkom om hun pelgrimstocht op het meer te volbrengen. De voorzitter geeft de dag voor de tocht de laatste aanwijzingen aan de deelnemers. Vanaf het grote podium in de partytent meldt hij dat tachtig procent van de schaatsers man is, en twintig procent vrouw. Dat vrijwel iedereen een blanke, witte of roze huid heeft, zie ik ook. Dat doet er niet toe. Ben ik een jonge Indo op Hollandse tour of toch een witte kale man van middelbare leeftijd? Het doet er niet toe, dat was de afspraak. Het gaat erom dat ik die tweehonderd kilometer schaats voordat het donker is.
Ondertussen staan in ons huiselijk taalgebiedje de ramen open en naast alle positieve en negatieve mondiale invloeden waait ook de angst er driftig doorheen. Wie is de ander? Mag ik hier zijn? Kan de deur niet eens dicht? Er vliegen geen insecten meer tegen mijn auto, en spoelt ons landje straks ook nog weg?
Angst is een vervelende maar niet onnuttige lichamelijke reactie op een werkelijke of denkbeeldige dreiging, die met ons meeloopt in middeleeuwen, oorlog of gister in de supermarkt. De emotie leeft trouwens ook met de koe, eekhoorn, zilvermeeuw en al die andere wonderen van toevalligheid die ook maar een splinter tijd gegund is.
Nee, dan die zorgeloze bergen rondom de Weissensee. Als we om zeven uur ’s ochtend vertrekken, is het donker. Pas een half uur later wordt de lucht eerst voorzichtig rozerood en daarna helderblauw. En die bergen die liggen daar sneeuwwit te zijn, om straks, rustig aan, geen haast, het smeltwater aan de beekjes, stroompjes, rivieren en de zeeën te geven. In het Nederlandse deel van de rivierdelta zijn het de politieke partijen Groen Links en Forum voor Democratie die momenteel de meeste groei en energie kennen. Overspoeld door de zee of door migranten: beide partijen, en ze zijn natuurlijk niet de enigen, mobiliseren kiezers rondom een specifiek deel van de angst voor afname van de bioculturele diversiteit.
Het is moeilijk te overschatten: in ons tijdvak zijn de dingen zo driftig in beweging, van smeltende ijskappen tot letterlijk gemalen palingen, van microplastics in ons eten tot aan de vele voorbeelden die we inmiddels kunnen dromen. Dat de natuur zich zo manifesteert, zorgt voor existentiële en fundamentele zorgen en twijfels, denk aan de gedachten en gevoelens van de klimaatkinderen op het Malieveld.
Nu de wereld haar grenzen heeft aangegeven, in stijgende zeespiegels, insectensterfte en dalende visbestanden, is het moderne vooruitgangsgeloof onderuit gegaan. Groei blijkt niet langer grenzeloos, en is, zo leert de Brexit, ook voor velen geen politiek hoofdargument meer. Ook dit hebben veel progressieve duurzaamheidskiezers en delen van de nationalistische of, neutraler, cultuurgemeenschap-kiezers gemeen: economische groei staat als politiek dogma steeds meer ter discussie.
Dit heeft grote implicaties voor onze menselijke en vooral Westerse identiteit, die zo innig verstrengeld is geraakt met een op groei gebaseerde exploitatie en consumptie van dieren, planten, microben en dingen. Het wankelen van het model zorgt voor onzekerheid bij veel mensen, of ze nu wel of niet een geel hesje aan hebben, de Groene Amsterdammer lezen of klimaatscholier zijn. De één zoekt zijn heil in de nationalistische verleiding, de ander eet geen vlees meer. Twee verschillende bioculturele reacties op een als bedreigend ervaren situatie.
Raamwerken van tradities en gehechtheid aan fysieke plekken geven houvast. Regelmatig kom ik in een Gronings dorp, midden in het aardbevingsgebied, en daar woont een gepensioneerde boer al vijftien jaar in een klein appartement, tegenover zijn riante boerderij. Niemand mag het erf op, zelfs niet om het metershoge struikgewas en onkruid te maaien. De stallen en het huis vervallen langzaam, en de oude man zit voor het raam en kijkt ernaar. Wanneer houdt een huis op een huis te zijn?
Ik denk aan de vrouw die in 1952 Nederlands-Indië achter zich liet en per boot naar Holland kwam. Ze zit naast me in de centrale bibliotheek van Amsterdam tijdens de 9eIndië-lezing. Twee miljoen Nederlanders hebben familiesporen in Nederlands-Indië liggen, maar tot op de dag van vandaag moet zij bij de bakker of op een verjaardag uitleggen waarom zij een kleurtje heeft en zo goed Nederlands spreekt. Vanaf de achtste rij luistert ze naar verhalen over het oude land, de taal en de mensen met wie ze herinneringen en ervaringen deelt. Ondertussen worden haar kleinkinderen en achterkleinkinderen ouder. Welke tradities geeft zij nog door? Wanneer houdt een cultuur op een cultuur te zijn?
In Almere woont een Poolse loodgieter, in Maastricht een Indiase hoogleraar, in Amsterdam wonen mensen uit honderdentachtig verschillende landen, in de Eerste Wereldoorlog vluchten circa één miljoen mensen naar Nederland, Anne Frank kwam als Duitse vluchteling, de voetballer Romario als arbeidsmigrant, de acteur Nasrdin Dchar heeft ouders die zijn geboren in Marokko en we kennen al die andere voorbeelden van onze eeuwenoude migratiegeschiedenis. De vraag is niet of hun verhalen er toe doen, maar op welke manier zij in een productief en hoopvol raamwerk worden gezet dat recht doet aan de bioculturele onzekerheden waarmee we leven.
Naast alle voorbeelden van mensen in beweging laat klimaatverandering zien dat ook niet-levende objecten doorslaggevend in beweging zijn. Wij mensen hebben lange tijd geacteerd alsof wij dat zij de enige spelers op aarde waren en daarmee de illusie gecultiveerd dat de mens acteerde tegen een achtergrond van passieve dingen. Maar in onze nieuwe tijd, het Antropoceen, is juist het decor van de dingen, met ongelofelijk veel zeggenschap, zelf tot leven gekomen. Denk aan de zeespiegelstijgingen, verzuring van de oceanen of de toename van de temperatuur. De mens staat samen met al het niet-menselijke op het podium. De natuur is de geschiedenis binnengestormd en de relaties in onze omgeving worden steeds zichtbaarder en urgenter. Tussen bijvoorbeeld bestuivers en landbouw, planten en CO2-opvang, plankton en waterkwaliteit. En deze zichtbaarheid van de levende dingen komt in een tijd dat wereldwijd de populaties van andere diersoorten sinds de jaren ’70 al met een schrikbarende 58% zijn afgenomen. We leven, in zekere zin, in een tijd waarin de mens eenzamer wordt, en ecosystemen instabieler. Deze tijd van de bewogen mensen en dingen vraagt om een herzien van menselijkheid en de positie van de mens.
Jasmine De Bruycker leerde mij: ‘het heersende ecologische, politieke en economische denken gaat uit van de premisse dat we boven, buiten of naast de natuur staan. De apocalyptische waarschuwingen van klimaatboodschappers zijn hierop geïnspireerd. Ze stellen de natuur voor als een buitenstaander die ons veroordeelt. We zijn twee gescheiden kampen: de mens bedreigt de natuur, de natuur neemt wraak. Dit leidt tot een negatief zelfbeeld: de mens als anti-natuurlijke soort. Een mantra die niet alarmeert, maar ontwapent. Want hoe negatiever we over onszelf denken, hoe minder we iets ondernemen om daar iets aan te veranderen.’
Dat roept de urgente vraag op hoe we die gescheiden kampen kunnen opheffen. Waar komen de ideeën en zorgen over klimaat en identiteit werkelijk samen? Is er een politieke ruimte denkbaar waarin mensen en niet-mensen een gesprek voeren? Kunnen vertegenwoordigers van de Noordzee, vissen, Urk, de Biesbosch, Rotterdamse haven, algen, zeehonden, zeemeeuwen een gesprek met elkaar voeren, om zodoende nieuwe taal en procedures uit te vinden die betekenisvol zijn in een wereld die om moet gaan met verandering? En hoe kan de geschiedenis van Europa, Nederland, stad en dorp hier een rol in spelen? Wat is in vredesnaam mijn eigen positie in dit hypercomplexe spel?
Schuifelen op het schoolfeest in Dordrecht, schaatsen op de uiterwaarde van de Rijn, een brood bestellen bij de bakker in Willemstad: mens zijn is deelnemen, deel zijn van deze tijd, ruimte nemen en aandacht vragen van anderen in onze omgeving. In de Nederlandse taal zit een verschil tussen deelnemen en een deel nemen. Ik kan deelnemen aan een politieke demonstratie en ik kan een deel nemen van de taart die we samen gebakken hebben. In religie, filosofie en politiek gaat het vaak over beiden: het goede leven kan beschreven worden als een niet te veel en niet te weinig deelnemen, zowel in de betekenis van meedoen als van het delen in de taart en koek.
In 1848 geeft Thorbecke met de Grondwet de nieuwe democratische spelregels voor de politieke en publieke ruimte. Na de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog ontstaat in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Nu, ruim zeventig jaar later, zoekt de samenleving, en zoeken mensen, naar nieuwe regels, ideeën en manieren om met de technologische en ecologische uitdagingen om te gaan. Wat is in onze tijd het juiste deelnemen?
De concepten nationale identiteit en klimaatverandering zijn beiden hyperproblemen met lange benen, in zowel geschiedenis als het heden. De uitdaging is om onze natiestaat en de instituten van de liberale democratie zodanig in te richten en te verstevigen dat men in tijden van grote onzekerheden niet zwicht voor de autoritaire verleiding, die samen met de angst altijd met ons meeloopt. Wat staat ons te doen op weg naar een gezonde democratie in 2048?
Het is zaak radicaal te breken met het onderscheid tussen cultuur en natuur. Het is een menselijke illusie die onze verdere ontwikkeling in de weg zit. Dierentuin Artis en koloniaal Tropenmuseum: fuseer! Jesse Klaver en Thierry Baudet: voeg uw partijen samen. Natiestaat Nederland: geef de Noordzee zelfbeschikkingsrechten. Historici en biologen: vertel verhalen waarin menselijke tradities en het niet-menselijke leven samenkomen. Schrijf een bio-culturele geschiedenis over onze huizen, rivierdelta’s en streektradities.
Johan Willem Friso, prins van oranje, stierf in 1711 in het Hollands Diep tijdens een zeiltocht over die monding van de Rijn in zeeland. De stadhouder van Friesland en Groningen was op weg naar Den Haag om een erfkwestie te bespreken. Zijn eigen nalatenschap is succesvol te noemen. Hij had twee kinderen, Anna en Willem, en door effectieve huwelijkspolitiek worden alle erfbare tronen in Europa bezet door afstammelingen van Johan Willem Friso.
Het water van het Hollands Diep staat stroomopwaarts in verbinding met de Biesbosch, de Maas en het complete stroomgebied door Nederland, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Oostenrijk en Zwitserland tot aan de bron hoog in de bergen, waar een andere afstammeling en naamgenoot van Friso tragisch verongelukte door een sneeuwlawine.
Stroomafwaarts gaat het water van het Hollands Diep over in de Haringvliet om vervolgens via de sluizen van de deltawerken uit te komen in de Noordzee, die ooit het Zeeuwse land zo veel geweld aan deed.
Deze Noordzee is de spiegel van Nederland, en onze grootste publieke ruimte. Als we onze bio-culturele toekomst en geschiedenis gaan schrijven, zijn nieuwe vormen van verbeelding, verbinding en vertegenwoordiging nodig om de Noordzee in al haar diversiteit te kunnen zien en begrijpen.
Zodra we geaccepteerd hebben dat wij samen met het niet-menselijke op het podium staan, en onze illusie van heerschappij hebben losgelaten, zijn we allen deelnemers. Daaruit volgt het radicale principe: de Noordzee is van zichzelf. Als we dat uitgangspunt serieus nemen is de zee een politieke gesprekpartner: met een achterban lopend van Frankrijk tot Noorwegen, van zeebodem tot atmosfeer. Van microscopisch kleine gebruikers als plankton, tot grootgebruikers als mensen en walvissen. Van verstrekkende horizonten en getijden, tot lokale golfslagen en stromingen.
De sceptische lezer die verbaasd is dat de ‘Noordzee’ in 2030 als onafhankelijke entiteit zal onderhandelen met de Nederlandse regering, moet het ook verbazen dat een president spreekt alsof hij ‘Frankrijk’ vertegenwoordigt. Dat is evengoed een conceptuele abstractie van de bovenste plank, waarin tal van normen, waarden, rituelen en afspraken besloten liggen. Het zijn juist die onderliggende aannames die onderzocht dienen te worden, en waar nodig aangepast aan deze tijd, overigens met veel respect voor de waarden en tradities van de liberale democratie.
Een emancipatie en representatiebeweging van de Noordzee vertaalt, via tolken en vertegenwoordigers, de historische, biologische en culturele verbondenheid van mens en zee in een eigentijdse politieke beweging. Dat resulteert in kennis en verhalen over de grootschalige invloed van niet-mensen in en rond de Noordzee en de diepgaande verbintenis tussen menselijke en niet-menselijke Noordzee-spelers. Die reflectie is een voorwaarde om het politieke spectrum te gaan verbreden, zodat ook niet-menselijke spelers in en rond de Noordzee een stem en politieke invloed krijgen. Daartoe wordt het huidige Noordzee-poldermodel geïnnoveerd door mensen en niet-mensen te associëren, partijen over institutionele grenzen te verbinden en alternatieve Noordzee-scenario’s te verbeelden. Het is een diplomatiek, politiek en creatief megaproject dat de natiestaat gaat leren politiek te bedrijven met een soeverein leefterrein. Deze representatie van het niet-menselijke is een reuzensprong in onze democratie, die nu voor veel mensen nog moeilijk voorstelbaar is. Tegelijkertijd biedt dit vernieuwingsprogramma de vrije ruimte, reflectie, zuurstof, verwondering, en nieuwsgierigheid die onze democratische instituten zo broodnodig hebben.
Op de Weissensee heeft niemand het over democratische innovatie. Mijn gedachten zijn bij de scheuren in het ijs en het aantal af te leggen kilometers. De schemering komt eraan, een groot deel van het meer ligt al in de schaduw. Met een groot gevoel van vermoeidheid en voldaanheid rijden we over de eindstreep.
We hebben de diepe geschiedenis van de aarde aan onze zijde. In onze vroege jeugd, waren we zoals gezegd mineralen, lava en rotsen, we komen voort uit de zee. Ons bewustzijn groeit. Als mens kunnen we een krachtig, nieuwsgierig en levenslustig medium tussen de verschillende dingen, dieren, en planten zijn. We kunnen de taal van prairiehonden ontcijferen, DNA lezen, romans schrijven, liefhebben, kiezen, aarzelen. Het is zaak het leven te doordenken uit eigenliefde, niet uit plicht. Echte eigenliefde overstijgt het kleine ego en is een zelfverwezenlijking van ons diepe ecologische zelf. We are the rocks dancing! Wij zijn met de golvende zee, met de Rijn, Indië, Elfstedentocht en dat Groningse huis. Wij zijn ook de toekomst, de Nederlandse vlag, het nieuwe Europese verhaal in het klaslokaal, de vernieuwing van de liberale democratie, in ieder geval voor even, nu en hier, in deze toevallige ruimte tussen jou en mij.
Thijs Middeldorp
Lets hear your voice!
Do you have something to say about this post? Let's hear your voice!
On this research platform we're looking to expand our knowledge and love to share this with you.